RECTIFICATIE EN EEN VERHAAL ACHTER HET VERHAAL

Op blz. 21 bovenaan schrijft Willemijn Duijn in haar dagboek over Lou Hoogewerf, de oudste zoon van haar zwager Cor, dat hij met de kruiser “Javazee" is getorpedeerd en omgekomen.

De broer van Lou, Pieter Hoogewerf, belde mij onlangs en vertelde dat het schip waar zijn broer op voer niet de “Javazee" heette, maar dat de gebeurtenis in de Javazee had plaatsgevonden. Over de toedracht heeft hij vele jaren later een verslag van de Nedloyd ontvangen. Er waren maar drie overlevenden van de bemanning van zes en negentig! Ook vroeg hij mij of ik kon vertellen welk zusje naast Willemijn Duijn staat op de foto op blz. 289. Zou het misschien zijn moeder kunnen zijn, die op 33-jarige leeftijd gestorven is?

Na enig navraag bij de familie kon ik op deze laatste vraag bevestigend antwoorden. Het is Jacoba Duijn. Ik besloot om de foto met extra zorg door Kodak service te laten afdrukken en het naar Pieter Hoogewerf te sturen. Tevens vroeg ik om een kopie van het verslag over de dramatische gebeurtenis in de Javazee.

Het uitgebreide verslag heb ik gekregen en ook het hartverscheurende verhaal over het overlijden van zijn moeder ten gevolge van een bloeding tijdens de bevalling van haar zevende kind. Ook de baby overleed. Zijn zus Truus werd enige tijd later ondergebracht bij tante Aal Hoebe-van Duijn, die in Bakkum aan de van Oldenbarneveldtweg woonde. In Bakkum werd ze Truus Hoebe genoemd. Later werd ze coupeuse.

Hier volgt het verslag van de gebeurtenissen zoals overlevende J.de Mul van het getorpedeerde schip de “Langkoeas," waar Lou op mee voer als gunner, het heeft opgeschreven:


   Ik lag op de 2e januari ’s-avonds te slapen en ontwaakte ten gevolge van een hevige slag. Mijn hutgenoot, de 5e machinist van der Made, riep ik toe: “Wat hoor ik", waarop ik ten antwoord kreeg: “We zijn getorpedeerd!"
   Ik dacht dat het + een uur ’s-nachts was, maar de Javaansche bediende Lagar vertelde mij later toen we in de boot zaten, dat het + tien uur ’s-avonds moet zijn geweest.
   Onmiddellijk na het torpedeeren kreeg het schip slagzij over stuurboord. Mijn hut was gelegen op de hoogte van het sloepdek. Ik begaf mij aan dek en ontmoette daar de 4e officieren Brouwer en van Ogten.
   De 4e officier Brouwer gaf mij opdracht in reddingboot B.B. 1 plaats te nemen, hoewel dit niet mijn boot was. Ik voldeed hieraan en trof in deze boot aan de hoofdmachinist Letterboer, de 5e machinist Brasser, de ass. Machinisten Banse en Soerati, 6 Javaansche bedienden en een aantal Chineezen de boot was vol menschen.
   Plotseling viel de boot te water in schuine richting met de achtersteven naar beneden en schoot enkele meters onder water; ik klemde me vast aan een doft. Toen de boot weer boven kwam was zij vol water en waren vele van de inzittenden reeds verdwenen; slechts + 25 man waren nog aanwezig.
   De boot was direct vrij van het schip. De hoofdmachinist Letteboer gaf opdracht om de boot met schoenen en handen leeg te hoozen, hetgeen met eenig succes geschiedde. Plotseling zag ik in het maanlicht een schip en verkeerde in de veronderstelling, dat het een tankboot was, aangezien ik een hooge opbouw waarnam met een lang voorschip. De 5e machinist Brasser riep: “We zijn gered!" Het bleek echter een groote onderzeeboot te zijn die naderbij kwam, waarop Brasser riep: “Help, help!"
   Hierop begon men van de duikboot met een mitrailleur te schieten, tengevolge waarvan in onze boot vele slachtoffers vielen, o.a. werden de hoofdmachinist Letteboer en de 4e machinist Brasser zwaar gewond. Ik sprong overboord en bleef aan de grijplijnen achter de boot hangen met het hoofd even boven water, hetgeen eveneens werd gedaan door de Chineeschen opvarende Lambay en de Javaansche bediende Lagar.
   De duikboot draaide daarna van ons af en loste enkele schoten op de Lankoeas, waardoor brand ontstond, kwam toen weer naar onze boot, mitrailleerde deze opnieuw en trachtte haar te rammen. Dit ziende lieten ik en de twee anderen los en grepen ons vast aan de duikboot, waar wij aan boord klommen. Ik op het voorschip, de twee anderen op het achterschip. Onmiddellijk liep men op ons af en vroeg mij: "Are you the captain?" Op het ontkennende antwoord, werd mij toe geroepen: “Go away!" en werd ik wederom in zee geduwd, evenals de twee anderen.
   Wij zwommen toen een poosje, totdat ik een boot zag drijven, welke op het voorschip van de Langkoeas bleek te hebben gestaan. De Chinees en de Javaan klommen er het eerst in en hielpen mij daarna in de boot, aangezien ik aan het eind van mijn krachten was gekomen. Wij hielden ons stil. Mijn beide lotgenoten gingen in de boot liggen, terwijl ik de onderzeer observeerde, die dwars van de Lankoeas nog enkele schoten loste, terwijl ik ook nog mitrailleurvuur hoorde.
   De Langkoeas zonk met achtersteven eerst, ongeveer 1 uur na de torpedeering. De onderzeeboot verdween toen.
   Van de andere opvarenden heb ik niets meer gezien; wel hoorde ik bij het verlaten van mijn schip, dat men bezig was bij de B.B.-boten en hoorde ik roepen: “Het gaat niet". De 2e boot aan S.B. kon niet te water worden gelaten, was blijkbaar tengevolge van de ontploffing onklaar geraakt. Vandaar de order van den 4e officier om in boot 1 te gaan.
   Van de hoofdmachinist Letteboer vernam ik nog, dat de torpedo in de machinekamer aan S.B. was ingekomen, waardoor beneden allen onmiddellijk gedood moeten zijn; de machinekamer kap was geheel ontzet. Het licht ging onmiddellijk uit.
  
   Op Zaterdag 3 Januari bij het aanbreken van de dag, zag ik rond of er nog iets te ontdekken was, maar behalve enkele luiken en een vlot, zag ik niets. Het vlot kwam vlak bij onze sloep, doch bleek leeg te zijn. Ik probeerde nog het vast te krijgen, hetgeen door de hoge deining mislukte. Ik heb daarna het emmerzeil bijgezet en ben met een westelijke bries voor de wind weggezeild. In de sloep was water nog brood aanwezig.
   Aangezien ik weinig steun had van mijn twee lotgenoten, heb ik ’s avonds het zeil weer neergehaald en maakte van eenige riemen een drijfanker. We gingen daarna slapen, terwijl wij het zeil als dekking tegen de koude gebruikten.
   Zondagochtend 4 Januari het zeil weer bijgezet. Zagen + 8 uur ’s ochtends land, hetgeen later het eiland Bawean bleek te zijn. Hadden veel te lijden van de zon en dorst. Eerst ’s avonds half 7 bereikten wij het eiland. Kregen aldaar klapperwater te drinken en werden voorlopig verzorgd door een Javaansche dokter. Door het inheemsche bestuur werden de Marine autoriteiten te Soerabaia op de hoogte gebracht, waarna Maandagochtend 5 Januari om half 8 een marine-vliegtuig ons kwam halen en naar Soerabaia bracht.
  
   Soerabaia, 7 Januari 1942.
  
   De Mul (handtekening)




Op 8 april werd aan Lou Hoogewerf het Oorlogs-Herinneringskruis posthuum toegekend.

Lou Hoogewerf
Lou Hoogewerf
Op 18 maart 1993 is een gedenkplaat met de namen van 105 militairen en koopvaarders uit Haarlem, die in de oorlog zijn omgekomen, onthuld. Het monument staat in het Burgemeester Reinaldapark in Haarlem. De familieleden van de mensen die hun leven verloren hebben in de strijd hebben de kosten van het graveren van de namen zelf moeten betalen.....