Willemijn Stuifbergen-Duijn (geboren in 1878) besloot tijdens de tweede wereldoorlog dat haar zoon Jaap, die met zijn jonge gezin in Zuid-Afrika woonde, moest weten wat er allemaal in zijn vaderland gebeurde.Met het uitbreken van de oorlog was er plotseling geen briefwisseling meer mogelijk. Willemijn Duijn begon in 1944 op 66-jarige leeftijd te schrijven. Zij moet al eerder aantekeningen hebben gemaakt, want over de eerste jaren van de oorlog heeft ze genoeg te vertellen. Vele jaren na de oorlog heeft zij de dagboeken aan haar zoon - inmiddels terug in Nederland – overhandigd. Dat was een grote verrassing voor hem, want niemand had er ooit over gesproken.
Enkele jaren voor zijn dood gaf Jaap Stuifbergen de dagboeken aan zijn dochter Margaret. Zij vond dat, zestig jaar na het einde van de oorlog, het verhaal van haar oma ook door anderen gelezen mocht worden en besloot er een boek van te maken.
Willemijn Duijn schrijft niet alleen openhartig over haar gezin, de boerderij en de gebeurtenissen in Castricum en Bakkum, maar over al het nationale en internationale nieuws wat haar ter ore kwam en ook over haar gevoelens van angst, woede en machteloosheid.

Margaret Pronk-Stuifbergen werd geboren in Paarl (Zuid-Afrika) en kwam in 1950 naar Nederland. Ze was een aantal jaren hoofdleidster van de Sint-Stephanus kleuterschool in Bakkum, totdat zij met haar echtgenoot naar Brabant verhuisde. Ze heeft drie zonen. Na een onderbreking van tien jaar is ze weer in deeltijd in het onderwijs gaan werken tot aan haar vervroegde pensionering.


De bewerkster met de schriften van haar oma en het boek De bewerkster met de schriften van haar oma en het boek


De 12 schriften uit de Tweede Wereldoorlog en het nu uitgegeven boek De 12 schriften uit de Tweede Wereldoorlog en het nu uitgegeven boek